Lees meer over: Cybersecurity & Continuïteit


De digitale euro: een zegen of een vloek? Deel 2 – Nadelen, gevaren en vervolgstappen

Dit is deel 2 in een serie van 2 artikelen over de digitale euro. Deel 1 ging over de aanleiding en opkomst van de digitale euro en de potentiële voordelen ervan (deel 1 lees je hier).  Dit deel 2 behandelt de nadelen, gevaren, en mogelijke vervolgstappen.

De opkomst van CBDC’s komt niet geheel uit de lucht vallen – al in 2018 waren er zorgen over de teruggang van contant geld en de afhankelijkheid van burgers van private banken. Na een motie in de Tweede Kamer kwam de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in 2019 met een rapport en aanbevelingen. De voornaamste was het instellen van een nieuwe publieke spaarbank als alternatief voor deposito’s bij commerciële banken zoals de Rabo, ABN Amro en de ING, en het invoeren van meer remmen op geldschepping en kredietverlening. Die spaarbank is er niet gekomen, en de regering ging, mede op advies van DNB en de ECB, liever richting een digitale euro welke dan in haar ontwerp ook een aantal van de gesignaleerde pijnpunten moest verlichten. Om te begrijpen waarom, moet ik eerst wat meer uitleggen over hoe ons huidige stelsel werkt en welke belangen waar liggen.

De trend van het verdwijnen van contant geld wordt sterk gevoed door beleid van banken en betaalbedrijven om contante betalingen te ontmoedigen. Daarmee worden burgers nog meer afhankelijk van girale banktegoeden bij private banken. Dat is prettig voor de banken, want zonder een digitaal alternatief voor een bankrekening zijn banken gegarandeerd van financiering met spaartegoeden. Ze kunnen zich daardoor goedkoper financieren dan wanneer ze, net als andere bedrijven, geld op de markt zouden moeten ophalen. Dat verandert wanneer burgers opeens hun spaargeld kunnen onderbrengen bij een publieke bank, met Staatsdekking en dus zonder faillissementsrisico. Op concurrentie van zo’n soort digitale euro zitten de banken dus begrijpelijk niet te wachten.

De commerciële banken gebruiken onze banktegoeden (schulden van hen aan ons) om er zelf veel geld mee te verdienen. Meestal lopen zij daarbij zelf weinig tot geen risico, wat leidt tot een ‘moral hazard’ : buitensporige risico’s nemen, waarbij de winsten voor de aandeelhouders zijn en verliezen kunnen worden afgewenteld op belastingbetalers via de vrijwel gegarandeerde ‘bail-outs’. Dit was een belangrijke aanleiding voor de grote financiële crisis in 2008. Die crisis leidde weer tot een tegenreactie: de creatie van Bitcoin door Satoshi Nagamoto in 2009 en de daarbij horende blockchain technologie. Die technologie leidde uiteindelijk weer tot de uitvinding van allerlei cryptomunten waarbij hier vooral de stablecoins relevant zijn. Die zouden qua betaalgemak namelijk kunnen gaan concurreren met regulier fiat geld (dollars en euro’s). Toen een eerste bigtech bedrijf aankondigde op grote schaal een eigen valuta te willen lanceren (Facebook met Libra) werden centrale bankiers wakker geschud en nu werken de meeste landen[1] aan hun eigen CBDC.

Belangrijke ontwerpkeuzes

Bij het ontwerpen van een CBDC kunnen de centrale banken allerlei keuzes[2] maken. Retail versus wholesale, wel of niet rentedragend, et cetera. Sommige van die keuzes kunnen prima uitpakken, maar sommigen kunnen in potentie leiden tot nogal dystopische scenario’s.  De grootste zorg is er op het gebied van privacy en gegevensbescherming. Het centrale karakter van de digitale euro kan de deur openen voor toezicht op financiële activiteiten van burgers. Echter een stap na toezicht komt al snel het ‘sturen voor je eigen bestwil’ in beeld. Dat wordt namelijk mogelijk wanneer het digitale geld ‘programmeerbaar’ ontworpen wordt. Die programmeerbaarheid kan leiden tot gepersonaliseerd monetair beleid: een hoge rente voor jou, een negatieve rente voor je buurman, op basis van immer wijzigende criteria. Jouw euro’s mag je uitgeven aan goedgekeurde producten en diensten, maar niet aan zaken die de overheid wil ontmoedigen. Dat begint bij iets simpels als tabaksproducten, of zakgeld wat je niet aan snoep kunt uitgeven, maar vanaf daar is het een ‘slippery slope’ naar een centraal gestuurde surveillancestaat. Overigens heb je dan ook te maken met ‘pariteitsverlies’: euro’s met een vervaldatum of een beperkt bestedingsdoel zijn dan intrinsiek minder waard dan een gewone euro.

Aan de andere kant, wil je de optie in monetair beleid van zogenaamd helikoptergeld open houden, dan is een bepaalde graad aan programmeerbaarheid waarschijnlijk onontkoombaar. Het World Economic Forum ziet dat programmeerbare helikoptergeld (met vervaldatum) wel zitten. En als het aan de BIS ligt (de Bank of International Settlements, de centrale bank der centrale banken) dan komt er juist veel programmeerbaarheid om de centrale banken volledige controle te geven – en dan ook nog eens gekoppeld aan een groots nieuw e-ID project (digitale identiteit). Al geeft de BIS ook wel toe dat aan dat laatste diverse gevaren kleven, ze schreven immers:  “De combinatie van transactie, geolocatie, sociale media en zoekdata is aanleiding voor serieuze zorgen over datamisbruik en persoonlijke veiligheid.”[3]

De commerciële banken doen hun best om de ontwerpkeuzes bij de digitale euro in hun voordeel uit te laten vallen. Lovenswaardig is wel dat de Nederlandse banken juist het maatschappelijk debat omtrent dit thema willen aanwakkeren. Dat is zeker van belang omdat de implicaties van verkeerde keuzes langdurige en verstrekkende gevolgen kunnen hebben. De stellingname van de banken staat wel vaak haaks op de aanbevelingen uit 2019 van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), wiens rapport de moeite van het doornemen waard is. De voorlichting vanuit de ECB ook.

Volgens de WRR zou een alternatief voor privaat geld juist een ‘disciplinerende werking’ op het risicozoekend gedrag van banken hebben en ‘de afhankelijkheid van huishoudens en bedrijven van commerciële banken voor spaar-, leen- en betaaldiensten’ verkleinen. Dat zou vervolgens ‘een stimulans kunnen zijn voor de weerbaarheid, innovatie en klantgerichtheid van banken.’ Klanten kunnen dan immers stemmen met hun voeten (vingers?) en hun geld weghalen bij de commerciële banken, ofwel via een publieke depositobank of via omzetting naar een CBDC.

Het inhoudelijke debat over welke ontwerpkeuzes wij – als maatschappij – wenselijk achten wordt ook eindelijk gevoerd in de nationale parlementen[4], in plaats van in de ivoren toren van de ECB en haar lobbyisten. Dat debat startte wel rijkelijk laat, aldus Mahir Alkaya, rapporteur digitaal centraal bankgeld voor de Tweede Kamer, in een opiniebijdrage.

Zijn er nog andere zorgen?

Naast zorgen over privacy en het verdringen van de anonimiteit van contante transacties zijn er ook zorgen over cybersecurity en nog meer afhankelijkheid van digitale systemen, en zorgen over de stabiliteit van het financiële stelsel. In tijden van financiële crises (wantrouwen van burgers in banken) kan een plotselinge vlucht naar digitale euro’s leiden tot ongewenste volatiliteit en systeemrisico’s. Ironisch genoeg kan juist het bestaan van een veilige uitwijklocatie dan een ‘bank run’ triggeren of verergeren.

De ECB zit momenteel op een koers, qua ontwerpkeuzes, om wel digitaal publiek geld te maken maar om daarbij de hegemonie van de commerciële banken niet of nauwelijks te verstoren[5]. Het huidige wetsvoorstel van de Europese Commissie kent namelijk twee belangrijke elementen:

Centrale banktegoeden die burgers rechtsreeks bij hun centrale bank kunnen gaan aanhouden, zullen:

  • Niet rentedragend zijn;
  • Een maximum tegoed kennen van 3.000 tot 4.000 euro per burger.

Naast een maximum tegoed per burger overweegt men ook een maximum grens voor het aantal transacties per periode. Kortom, de digitale euro moet volgens de ECB ‘succesvol zijn, maar niet te succesvol’. Deze ontwerpkeuzes maken van de digitale euro een onhandig betaalmiddel dat niet geschikt is om mee te sparen. De meerwaarde lijkt op voorhand beperkt, en daarmee zal het moeilijk zijn de Europese burger van het nut ervan te overtuigen. Maar met andere keuzes kan die meerwaarde er wel degelijk komen, zodat het niet een oplossing blijft die zoekende is naar een probleem.

Nog even terug naar de eerdergenoemde programmeerbaarheid van het nieuwe digitale geld, met bijvoorbeeld bestedingsrestricties. De ECB geeft expliciet aan dat dit er niet van zal komen, en dat er state-of-the-art security en privacy technieken zullen worden toegepast. Maar het risico blijft bestaan, in mijn ogen tenminste, dat toekomstige machthebbers daar anders over denken. En het lijkt me onwenselijk dat meer autoritair ingestelde machthebbers de digitale euro alsnog gaan aanwenden om het gedrag van burgers te sturen. Deze zorg zou wel een stuk kleiner kunnen worden gemaakt door nu al, in de ontwerpfase, expliciet te kiezen voor een technologische basis die zo’n toekomstige koerswijziging onmogelijk maakt. Privacy-by-design dus, onomkeerbaar, zoals sommige cryptovaluta dat ook kennen. In een recent interview bij een BNR podcast werd de desbetreffende DNB manager hiernaar gevraagd. Het niet geheel geruststellende antwoord luidde dat ‘technisch alles mogelijk is, maar wij hebben dit nu niet op de rol staan, en het speelt nu ook totaal niet’.

Goed, het voorstel voor de digitale euro ligt er. En hoe verder? Het is nu aan het (democratisch gekozen) Europees Parlement om het wetsvoorstel van de (niet gekozen) Europese Commissie – dat hoofdzakelijk is gebaseerd op de aanbevelingen van de (niet gekozen) ECB-leden – te herzien en daarin ook de inhoudelijke kritiek van onafhankelijke experts en denktanks mee te nemen.

Conclusie

De digitale euro biedt een aantal potentiële voordelen, met name toegang tot een veilige parkeerhaven met publiek digitaal geld. Het brengt echter ook aanzienlijke uitdagingen en zorgen met zich mee, met name op het gebied van privacy, beveiliging en financiële stabiliteit.

De beslissing om een digitale euro in te voeren, en de wijze waarop, moet zorgvuldig worden overwogen waarbij ontwerpkeuzes vaak een balanceer act zullen zijn tussen diverse maatschappelijke belangen. Daarvoor is een breed politiek debat nodig waarbij de bijdrage aan de beleidsdoelen en de impact op financiële stabiliteit kan worden beoordeeld. Het is van cruciaal belang dat beleidsmakers, de ECB en andere belanghebbenden samenwerken aan het doel om een stabiel, veilig en inclusief betalingssysteem te creëren dat de behoeften van alle Europese burgers dient en tegelijk een mogelijke transformatie naar een toekomstige surveillancestaat uitsluit.

Ga met mij in gesprek

Vind je dit interessant of wil je reageren op de discussie over CBDC’s in het algemeen of de digitale euro in het bijzonder? Neem dan contact op met Paul Helmich via VKA of via LinkedIn.

 

Bronnen

[1] Ook de Verenigde Staten zitten op die koers, met als mijlpaal de in juli 2023 gelanceerde nieuwe dienst FedNow (al zit daar nog niet veel crypto technologie in). FedNow is vooralsnog meer een inhaalslag op de snelheid van interbancair verkeer waar wij in Nederland al lang aan gewend zijn. Het duurt hier geen 3 dagen meer om van bijvoorbeeld een Raborekening naar een ING rekening geld over te hevelen.

[2] De BIS had hier in 2017 al een mooi diagram voor, de zogenaamde ‘money flower’.

[3] Bron: FTM artikel d.d. 7 mei 2022: Wordt digitaal contant geld programmeerbaar, en gekoppeld aan je identiteit?

[4] Althans, in Nederland, zoals onderzoeksbureau Follow the Money al eerder rapporteerde.

[5] Bron: FTM artikel d.d. 3 juli 2023: De digitale euro: balanceren tussen bancaire belangen en de revolutie van ons geld