Lees meer over: Data & Digitalisering


De vijf van Jasmijn

Ik werk ondertussen vijf jaar als adviseur én ik ben vijf jaar in dienst bij VKA. Tijd dus om de balans op te maken; welke lessen heb ik geleerd? Ik deel er graag vijf.  

1: ICT dient de mens, en niet andersom

Ik ben heel blij dat de afgelopen tijd meer aandacht is voor ‘de mens’. Dat klinkt misschien een beetje zweverig, maar dat is zeker niet zo bedoeld. Ik ben er stellig van overtuigd dat mensen de uiteindelijke waarde van ICT bepalen. Een systeem kan nog zo fantastisch zijn, als het niet aansluit op de behoefte van de gebruiker of de gebruiker wil/kan er niet meer werken is het systeem compleet waardeloos. Het is belangrijk om tijdig de juiste mensen te betrekken bij de aanschaf, bouw of verbouw van ICT-diensten of –producten, zodat deze aansluiten bij de behoeften en wensen van degenen die er uiteindelijk mee gaan werken. Klinkt als een inkoppertje toch? In theorie: ja. In praktijk: nee.

2: Neem jezelf niet als uitgangspunt

Belangrijk kenmerk van een adviseur is de veranderende omstandigheden waar je werkt, de opdracht die je uitvoert en de mensen waarmee je werkt. Voor anderen is het misschien helemaal niet zo vanzelfsprekend om je constant aan te moeten passen aan een nieuwe situatie. De mens is van nature een gewoontedier: gewoonten geven houvast en rust. Zodra deze gewoonten in gedrang komen raken mensen soms zelf ook in de knoop.

In opdrachten ben ik regelmatig in de valkuil gestapt om mezelf als uitgangspunt te nemen, met als gevolg dat ik onvoldoende stil stond bij de mogelijkheid en welwillendheid van anderen om te veranderen. De mate waarin men los kan komen van gewoonten verschilt per persoon. Houd dit voor ogen en ga hier zorgvuldig mee om!

3: Focus op de nieuwe situatie is goed, maar besteed ook aandacht aan de fantoompijn

Deze metafoor hoorde ik laatst iemand gebruiken voor de houding van mensen bij verandertrajecten. Ik vind dit zo’n treffende vergelijking dat ik het hierbij even leen. Fantoompijn is een pijngevoel dat wordt ervaren in een geamputeerd lichaamsdeel. In projecten merk ik, aansluitend op het hierboven genoemde leerpunt, dat er vaak te weinig aandacht voor de transitie van het oude naar het nieuwe. De nieuwe werkomgeving, de verbeterde processen of het gedigitaliseerde proces kan nog zo goed zijn, zolang mensen niet loskomen van het ‘oude’ zullen zij ook fantoompijn kunnen ervaren en de nieuwe situatie niet (volledig) kunnen accepteren.  Ik heb geleerd dat het belangrijk is om deze pijn te erkennen, er niet aan voorbij te gaan, maar er vervolgens wel voor te zorgen dat mensen het afsluiten.

4: Groeien doe je samen

Voor dit leerpunt zijn de uitspraken: ‘Alleen ga je sneller, samen kom je verder’ en ‘wie nooit van mening is veranderd, heeft ook nooit iets geleerd’ het uitgangspunt. Misschien clichés, maar daarom niet minder waar. Bij VKA werken we veel in teams. Dit is handig omdat je onderling kan afstemmen en ook omdat je veel van elkaar kan leren. Met name de combinatie van meester en gezel werkt goed: ervaring en kennis wordt verrijkt door frisse ideeën. Door open te staan voor de mening/visie/gedachten van anderen kom je vaak op ideeën waar je alleen niet op zou zijn gekomen. Samen aan een project werken maakt het ook mogelijk om af en toe even achterover te leunen en te kijken hoe een collega iets aanpakt. Dit kan je bij de volgende opdracht of het volgende gesprek weer helpen!

5: Hou eens op met die ‘lege’ managementwoorden

Tot slot nog een persoonlijk ‘irritatiefactortje’ zoals Jochem Myjer het bezingt: het gebruik van lege management- en consultancytermen die niets betekenen. ‘Het even in de week leggen’, ‘over de schutting gooien’, ‘even sparren’, ‘ergens een klap op geven’, ‘je ding doen’ en ‘stukje’. Voor iemand als ik die visueel is ingesteld ziet dit gelijk gebeuren. Hoe ziet een idee eruit als het een paar uur in een teiltje met water heeft gelegen? En bij sparren denk ik gelijk aan Kerstmis of aan een wijd uitgestrekt veld ergens in Zwitserland waar af en toe een boom staat en ‘je ding doen’ snap ik gewoon echt niet. Los van het feit dat ik, als taalneuroot, hier jeuk van krijg heeft het ook een ander nadeel: het biedt ruimte. Ruimte om onduidelijke afspraken te maken, verwachtingen niet naar elkaar uit te spreken en geen verantwoordelijkheid hoeven te nemen.

En toch betrap ik mezelf er stiekem ook wel eens op dat ik een vergaderverzoek ‘inschiet’…